Mijn pad
Geïnspireerd door het herwaardering cocounselen, de boeddhistische retraites en sjamanistisch trainingen besloot ik, -inmiddels een veertiger met een eigen praktijk voor psychotherapie- in de leer te gaan bij oer-en natuurvolken.
Ik wilde een natuurlijker antwoord vinden op de vele vragen van mijn cliënten. En dat gold ook voor veel kwesties waar ik binnen mijn persoonlijk leven, de jeugdhulpverlening en de geestelijke gezondheidszorg op was gestuit.
Ik ging op reis. En was gedurende tien jaar vele maanden te gast bij verschillende families die me inwijdden in hun spirituele traditie, matriarchale erfgoed en volop betrokken bij hun alledaagse leven dat, hoewel volop bedreigt door het modernisme, was afgestemd op de hartslag van de aarde en de cyclus van leven en dood.
Als gast in o.a. de Sahara, Groenland, Ladakh, Guatemala en West Papua, raakte ik na iedere reis meer onder de indruk van de wijsheid waarmee elk volk juist die vaardigheden heeft ontwikkeld welke nodig zijn om met de vele facetten en mystieke krachten van de hen omringende natuur, samen te kunnen zijn.
Leven op de poolcirkel vraagt immers om andere vaardigheden en kwaliteiten dan het leven in de woestijn, het hooggebergte van de Andes of een door bergen omsloten vallei in het hart van West Papua?
Ik volgde de opleidingen verpleegkunde, psychosociaal werk, de VO-vrouwen en welzijn ( management en beleid). Verwierf een 1e graads onderwijs- supervisie bevoegdheid en behaalde akte alpha aan de academie voor haptonomie en kinesiologie te Doorn. In het jaar 2000 heb ik de opleiding tot Integratief Kindertherapeute aan de Nederlandse Academie voor Psychotherapie afgerond. Meer dan twintig jaar nam ik deel aan boeddhistische retraites o.l.v. Jotika Hermsen en was ik in de leer bij de sjamaan Jan van der Stappen.
Een keerpunt
Rond mijn vijftigste verjaardag stopte ik met reizen. Ik wilde nu vooral thuis aan de slag met alles wat ik tijdens mijn verblijf bij deze volkeren had geleerd. Weer voltijd werkend ging ik op zoek naar mensen met dezelfde idealen als ik zelf. Dat lukte. Ik ontmoette fijne mensen. Vertrok uit Rotterdam. En startte in de Achterhoek een kleinschalig gezinshuis voor, zo was de bedoeling, jonge kinderen die te maken hadden gehad met huiselijk geweld of die vanwege hun anders zijn, extra zorg en huiselijke aandacht behoefden.
De kinderen die voor een korte of langere periode bij me logeerden brachten me prachtige ervaringen. Ze schudde de kwaliteiten van mijn moedershap wakker. Brachten me naar het zwembad, naar de kinderhoek in de bibliotheek, de madeliefjes in het weiland en ook de keuken om mooie dunne appelpannenkoeken te bakken. Maar het runnen van een gezinshuis bracht meer met zich mee dan alleen plezier. Het confronteerden me ook met de naïviteit van mijn zelfvertrouwen en de grenzen van mijn kunnen.
De instanties waar ik zorgdragend voor deze kinderen mee te maken kreeg, bepaalden me bij dezelfde kwesties waar ik, ook voor ik ging reizen, al vaak mee te maken had gehad. Beloften werden niet nagekomen. Een dialoog ontbrak. Ik zette door. Maar na het afscheid van de puber die nog wat langer bij me was blijven wonen, voelde ik me ontgoocheld en berooid. Veel tijd om bij te komen was er niet. Er moest brood op de plank. Na jaren met een overbelaste agenda kwam het besef. Zo kon het niet langer. Er moest iets ánders gebeuren. Ik moest de diepte in. En wel NU!
Aan de hand van Inanna, de Godin van Hemel en Aarde, boog ik een voor een voor de wachters die de zeven poorten bewaakten die de aardse en menselijke ongemakken vertegenwoordigen. Door positieve krachten beschermd, daalde ik dieper af naar het duistere koninklijk waar haar zuster Ereshkigal de scepter zwaait. Ik kroop door de laatste poort. Bereikte het dieptepunt. Brak Erehkigal’s spiegel. Keek naar de sterren. En veerde op.

Het was 2018. Ik had zin om op reis te gaan. Ik huurde een maand een huisje op de Azoren, vertrok een jaar later voor drie maanden naar Peru en besloot in het voorjaar van 2020 terug te gaan naar de gemeenschap in de Baliemvallei in West-Papua, waar ik al vaker was geweest en zodoende veel mensen kenden..
Juist door het contrast, -met hoe het eerder was en de nu zo nadrukkelijker aanwezigheid van het Indonesische leger-, gebeurde er in korte tijd veel. Ik was de enige westerse toerist. Ik kon het dus doen, buiten de vallei vertellen wat er in de vallei gaande was. Ik luisterde, stelde vragen. Jonge Papuaas die met het perspectief van hun toekomst worstelen kwamen naar me toe, vertelden me over hun leven, hun liefdes en dromen. Oudere vallei bewoners vertelde me over oorlog en wilde praten over trauma-hulpverlening voor de vluchteling-kinderen. Zendelingen mochten niet langer in de vallei blijven en moesten zich voorbereiden op een terugkeer naar Nederland. Met wie ik ook sprak, de verhalen gingen over dood, natuurrampen, kapot geschoten dorpen, over honger, kou en ontheemding. Ik wilde even afstand. Vertrok met een gids hoger de bergen in. Daar bezocht ik oude vrienden. En juist daar, in die vreugdevolle ontmoeting, tijdens het delen van onze dierbaarste herinneringen, ervaarde ik het aan den levende lijve, al datgene waar ik al zoveel over had gehoord. Ik bedoel dat ik het ineens van binnenuit wist. Wat ons ziek of juist (weer) gezond maakt.

Hét cruciale antwoord:
Thuis, schrijvend aan mijn manuscript “Stemmen in de Baliemvallei”, besefte ik het pas echt. Wat er binnenin mezélf was gebeurd. Dat mijn jongste verblijf in de Baliemvallei me hét antwoord had gegeven op de prangende vraag die me ooit had doen besluiten op reis te gaan.
Het was niet nieuw voor me om opgenomen te worden in de kringloop van het alledaagse leven dat de vallei kenmerkt. Wél, om te ervaren wat er met mensen gebeurt, als de stille stem binnenin niet langer resoneert met wat er door stemmen in de buitenwereld wordt beweerd.

“..als de innerlijke beleving gehoor vindt in de buitenwereld, keert vaak vanzelf het gezonde gedrag terug..”